Thema artikel: Moeder Brussel deelneming in Nederland BV?

Moeder Brussel deelneming in Nederland BV?

Stelling: ‘De macht van Brussel is te groot en daarom moet Nederland uit de Europese Unie’. Een gewaagde stelling als je het zonder nadere toelichting uitspreekt, want wat betekent ‘macht’ eigenlijk? Wordt daarmee een negatieve invloed op Nederland als samenleving bedoeld? Wat zou die negatieve invloed dan kunnen zijn? En misschien verliezen we daarmee de positieve invloeden uit het oog. Of gaat het erom dat de Nederlandse bevolking zich beperkt voelt in haar vrijheid door Europese richtlijnen? Wellicht vergeet men op dat moment wie er voor die richtlijnen heeft getekend en met de Europese Unie heeft ingestemd. Op deze manier kan je nog een hele tijd door filosoferen over wat de Europese Unie voor een invloed heeft en wat voor invloed de Europese Unie zou moeten hebben op Nederland.

 

De meningen zullen daarover zijn verdeeld en ik acht de kans vrij klein dat daar ooit algehele eensgezindheid over zal bestaan. Wel kan men inhoudelijk kijken naar wat er feitelijk is verbeterd dan wel verslechterd voor onze maatschappij, nadat Brussel zich meer om Nederland is gaan bekommeren. Dit klinkt wellicht alsnog vrij subjectief, maar als je dat nou eens toetst aan morele en sociale opvattingen die er in Nederland bestaan? Is het dan allemaal nog steeds zo slecht? Of zitten er misschien ook positieve ontwikkelingen bij? En zou het ook kunnen dat die positieve ontwikkelingen groter zijn dan de negatieve? Stof genoeg tot nadenken dus.

Uiteraard is dit artikel veel te kort om in te gaan op het geheel van sociale opvattingen die wij als Nederland als wenselijk beschouwen. Daarom wordt er nu vooral de focus gelegd op de fiscaliteit. Dat onderwerp is breed genoeg om nog talloze andere artikelen over te schrijven.

 

Fiscaliteit

De invloed van de EU op de Nederlandse fiscale wetgeving en de praktijk daarvan is een onderwerp dat al geruime tijd veel in de media is terug te vinden. Zo komen er kreten voorbij als: ‘de Europese Unie schiet haar doel grotendeels voorbij’ (Hoofdredactie, 2016) en ‘Plannen van de EU zijn schadelijk voor het vestigingsklimaat’. Dit zijn uitspraken die zonder nadere onderbouwing voor onduidelijkheid kunnen zorgen. Niet vreemd dat menig Nederlander negatief spreekt over de Europese Unie als dit tot het dagelijks portie media behoort. Of het allemaal zo terecht is en even goed onderbouwd, is een ander punt.

Prioriteiten binnen het beleid van de Europese Unie zijn onder meer:

  • Het wegnemen van fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende economische bedrijvigheid;
  • Het tegengaan van schadelijke fiscale concurrentie; en
  • Het bevorderen van nauwere samenwerking tussen belastingdiensten bij controle en fraudebestrijding (Paternoster, 2015).

Sluiten deze prioriteiten wellicht aan bij de maatschappelijke opvattingen die in Nederland bestaan? Idealiter wel. Zo zouden naast de voordelen die de EU met zich meebrengt, zoals het Schengengebied, deze doelstellingen handel moeten bevorderen en een eerlijk spel (level-playing field) voor iedere deelnemer met zich mee moeten brengen. De fraudebestrijding zou ook meer geld moeten opleveren voor de lidstaten, waaronder Nederland. Het is maar net de vraag of deze mooie doelen al zijn bereikt.

Enkele veranderingen die in het kader van deze opvattingen in het leven zijn geroepen:

  • Bekendmaking dat Nederlandse zeehavens per 1 januari 2017 vpb-plichtig worden (Reukema, 2016);
  • De heffingsgrondslag voor overheidsbedrijven wordt uitgebreid (Wet modernisering vennootschapsbelsatingplicht overheidsondernemingen, 2015);
  • De moeder-dochterrichtlijn in de deelnemingsvrijstelling aangescherpt(EU moeder-dochterrichtlijn aangevuld met algemene anti-misbruik maatregel, 2015); en
  • Belastingdiensten in de EU gaan informatie uitwisselen (Belsatingdienst, 2015).

Zeehavens

De Europese Commissie heeft Nederland gesommeerd om per 1 januari 2017 de zeehavens in Nederland belastingplichtig te maken, terwijl Nederland van plan was deze vrijgesteld in de wet op te nemen, onder art. 6c Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Volgens de EU geeft Nederland ongeoorloofde staatssteun aan haar zeehavens door deze vrij te stellen van vennootschapsbelasting. Het gaat om de volgende zes: Havenbedrijf Rotterdam, Havenbedrijf Amsterdam, Zeeland Seaports, Havenschap Moerdijk, Port of Den Helder en Groningen Seaports. Het feit dat er belasting moet worden betaald door deze lichamen is niet het grootste probleem in dit geval, want havenbedrijven in Nederland maken winst (Duursma, 2016). Dus hebben havenbedrijven draagkracht. Echter is deze eis uit Brussel niet lekker gevallen in Nederland, omdat havens in omringende EU-landen door hun eigen overheden gesteund lijken te worden. Of het echt gaat om ongeoorloofde staatssteun aan deze buitenlandse havens, moet nog worden onderzocht, maar de uitkomst daarvan zal waarschijnlijk nog ruime tijd op zich laten wachten.

De eis van de Europese Commissie rust onder meer op het fundament van een level-playing field. Een moreel verantwoord standpunt. Het probleem dat hier echter ontstaat, is dat de concurrentiepositie voor de Nederlandse zeehavens zal verslechteren, terwijl de staatssteun aan havens in omringende landen de komende tijd nog door zal gaan. Wat dat betreft heeft Nederland net de pech dat het vizier van Brussel vrij snel op Nederland was gericht en later pas op andere EU-landen. Verrassend zou het dan ook niet zijn dat Nederland met een tegenvoorstel komt om de volledige belastingplicht van de zeehavens in ieder geval uit te stellen totdat er meer bekend wordt over de staatssteun aan havens in de overige EU-landen.

 

Overheidsbedrijven

De belastingplicht van overheidsbedrijven is in de afgelopen twee decennia uitgebreid. Zo werd in 1998 de energiedistributiesector aangepakt. Recenter zijn Luchthaven Schiphol NV en de hiervoor genoemde zeehavens. De overheid kan direct en indirect een bedrijf voeren. In het eerste geval is het de overheid zelf die het bedrijf voert en in het tweede geval wordt dit gedaan door een privaatrechtelijk rechtspersoon van de overheid, zoals een NV of BV. Er is echter voor gekozen ten aanzien van de belastingplicht zo min mogelijk onderscheid te maken tussen directe en indirecte overheidsbedrijven. Het gaat erom in hoeverre het overheidsbedrijf een onderneming drijft.

De criteria voor de aanwezigheid van een onderneming zijn: een organisatie van kapitaal en arbeid, deelname aan het economische verkeer en winststreven. De belangrijkste schakel in het geheel is echter of het overheidsbedrijf in concurrentie treedt met andere private bedrijven. Vrijstelling van het overheidsbedrijf zou oneerlijke en verstorende concurrentie betekenen. Vandaar dat de EU in 2013 dreigde met een inbreukprocedure tegen Nederland, vanwege verboden staatssteun. Per 1 januari 2016 is deze omvangrijkere belastingheffing van start gegaan. Overheidstaken die niet door private bedrijven kunnen worden uitgevoerd, vallen buiten de belastingplicht, omdat hier immers het  concurrentiecriterium ontbreekt. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat er wordt gestreefd naar een eerlijke(re) en gelijke(re) behandeling van private en overheidsbedrijven (van der Geld, 2015).

 

De Moeder-dochterrichtlijn

Gesteld kan worden dat de deelnemingsvrijstelling, welke tevens in de vpb te vinden is, nagenoeg in overeenstemming is met de Moeder-dochterrichtlijn op EU-niveau. De deelnemingsvrijstelling heeft de laatste twee decennia veel veranderingen ondergaan als gevolg van Europese politiek. Er valt dan ook veel over te schrijven. Wat echter vrij recent is aangepast in de richtlijn, is dat er werd vastgelegd dat de moedermaatschappij dividenden of andere soorten winstuitdeling alleen nog als vrijstelling kan aanmerken als de dochtermaatschappij in een andere lidstaat deze niet reeds in aftrek heeft gebracht. Dit draagt bij aan een duidelijkere wetgeving voor vennootschappen. Er is minder ‘fraudemogelijkheid’ in de zin dat een winstuitkering in het ene land wordt afgetrokken van de winst en daarna ook nog eens wordt vrijgesteld in het andere land.

Verder zijn er nog enkele belangrijke veranderingen geweest sinds 2003, zoals een stapsgewijze verlaging van de minimumbezitseis van 25% vóór 2005 tot 5% in het heden. Dit maakt de deelnemingsvrijstelling toegankelijker. Daarnaast zijn er meer juridische entiteiten of lichamen gekwalificeerd om onder de deelnemingsvrijstelling te mogen vallen, wat Nederland en de rest van Europa aantrekkelijker maakt als vestigingsland(en). Tot slot heeft het arrest Saint-Gobain van het HvJ EU (Hof van Justitie) aanleiding gegeven tot het betrekken van vaste inrichtingen in bijvoorbeeld Nederland van buitenlandse vennootschappen in de deelnemingsvrijstelling. Dit heeft bijgedragen aan vrijheid van vestiging. Belasting die wordt geheven in het buitenland over dividenden, interest of royalty’s, kan worden verrekend met de over hetzelfde object geheven belasting in Nederland, indien en alleen voor zover deze dividenden, interest of royalty’s aan de vaste inrichting worden uitgekeerd (van der Geld, De Moeder-dochterrichtlijn, 2015).

 

Informatie-uitwisseling Europese Belastingdiensten

Een nieuwe ontwikkeling in de EU is dat lidstaten nauwer samen gaan werken om belastingontwijking en –ontduiking tegen te gaan. Een belangrijk onderdeel daarvan is de uitwisseling van fiscaal relevante informatie tussen de belastingdiensten van de lidstaten. De behoefte hiernaar is ontstaan, doordat de Europese rechtssystemen toch nog uiteenlopen. De uitwisseling van informatie moet het makkelijker maken om misbruik van deze verschillende rechtssystemen te voorkomen. De aanleiding is het BEPS-project (Base Erosion and Profit Shifting) van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwering en Ontwikkeling). Een belangrijk actiepunt van het project is Country by Country-rapportage, waarbij multinationals in landen waar ze een zetel hebben afzonderlijk een rapportage moeten maken over de winsten en de belastingafdracht in de betreffende landen. Deze informatie wordt dan doorgespeeld naar andere staten waar de belastingplichtige ook gevestigd is. Dit zal de transparantie en gelijke behandeling van alle multinationals bevorderen. Deze multinationals krijgen ook meer zekerheid over wat er van hen wordt verwacht.

Nederland speelt, ondanks alle kritiek van de EU over illegale staatssteun aan bijvoorbeeld Starbucks, toch een voortrekkersrol in het geheel. Zo speelt de Nederlandse belastingdienst al enkele jaren automatisch fiscaal relevante informatie door van brievenbusvennootschappen die zogenaamd gevestigd zijn in Nederland en die niet voldoen aan het ‘substance-criterium’, dat Nederland voert. Daarbij moet worden gedacht aan de vestigingsplaats van bestuurders, het wel of niet aanwezig zijn van gekwalificeerd personeel voor het uitvoeren van werkzaamheden van het bedrijf, de boekhouding, de bankrekeningen en het vestigingsadres (Belsatingdienst, 2015).

 

Tot slot

In het dagelijkse portie media komt de EU regelmatig in een negatief daglicht te staan. Veelbesproken onderwerpen zijn: de onderwerping aan vennootschapsbelasting van overheidsbedrijven en zeehavens in het bijzonder, informatie-uitwisseling van belastingdiensten en de Moeder-dochterrichtlijn. Deze berichten gaan onder meer over het feit dat Nederland geen staatssteun mag geven, terwijl in Nederland de opvatting leeft dat andere landen dit wel doen. Dit voelt oneerlijk en daarom onstaat daar veel kritiek over. Soms  wordt wel vergeten dat de EU ook veel positieve kanten met zich meebrengt, zoals het tegengaan van fraude, het stimuleren van een goed vestigingsklimaat en een gelijke behandeling van belastingplichtigen op internationaal niveau.

Dat Nederland op sommige fiscale gebieden eerder op het matje wordt geroepen dan andere landen, is iets wat in mijn ogen gewoon geaccepteerd kan worden. Een perfecte politiek en implementatie van richtlijnen krijg je niet in enkele jaren voor elkaar en al helemaal niet voor ieder land tegelijkertijd. Dat heeft tijd nodig. En tot die tijd kan Nederland best een voortrekkersrol spelen en het goede voorbeeld geven.

 

Bibliografie

Belsatingdienst. (2015, oktober 26). Factsheet belastingontwijking. Retrieved from Belastingdienst.nl: https://belastingdienst-in-beeld.nl/dossiers/belastingheffing-en-internationale-structuren/factsheet-belastingontwijking/

Duursma, M. (2016, januari 22). Haven Rotterdam in verzet tegen belastingplicht. nrc.

EU moeder-dochterrichtlijn aangevuld met algemene anti-misbruik maatregel. (2015, januari 30). Retrieved from PWC belastingnieuws: https://actueel.pwc.nl/belastingnieuws/ondernemingen-en-instellingen/eu-moeder-dochterrichtlijn-aangevuld-met-algemene-anti-misbruik-maatregel/

Hoofdredactie. (2016, januari 28). Fiscale maatregelen Brussel missen doel. Financieel Dagblad.

Paternoster, D. (2015, September). Algemeen fiscaal beleid. Retrieved from Eurpoees Parlement: http://www.europarl.europa.eu/atyourservice/nl/displayFtu.html?ftuId=FTU_5.11.1.html

Reukema. (2016, januari 21). Brussel wil dat Nederland zeehavens belast. Financieel Dagblad.

van der Geld, J. (2015). De beperkt belastingplichtigen. In J. van der Geld, Hoofdzaken vennootschapsbelasting (pp. 61-66). Deventer: Wolters Kluwer.

van der Geld, J. (2015). De Moeder-dochterrichtlijn. In J. van der Geld, Hoofdzaken vennootschapsbelasting (pp. 228-231). Deventer: Wolters Kluwer.

Wet modernisering vennootschapsbelsatingplicht overheidsondernemingen. (2015). Retrieved from Eerste Kamer der Staten-Generaal: https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/34003_wet_modernisering

 

 

 

 

 

Bestuur CT

test

No Comments Yet

Comments are closed